
Samenvatting
De functie Excel ROUND retourneert een getal dat is afgerond op een bepaald aantal cijfers. De functie ROUND kan naar rechts of links van de komma afronden.
Doel
Rond een getal af op een bepaald aantal cijfersWinstwaarde
Een afgerond getal.Syntaxis
= RONDE (getal, aantal_cijfers)Argumenten
- getal - Het getal dat moet worden afgerond.
- num_digits - Het aantal cijfers waarnaar het getal moet worden afgerond.
Versie
Excel 2003Gebruiksopmerkingen
De functie ROUNDDOWN rondt een getal af op een bepaald aantal plaatsen. Het aantal plaatsen om naar af te ronden wordt bepaald door het aantal cijfers dat aan ROUND wordt verstrekt, zoals te zien is in de onderstaande tabel:
Cijfers | Gedrag |
---|---|
> 0 | Rond af op het dichtstbijzijnde .1, .01, .001, etc. |
<0 | Rond af op 10, 100, 1000, etc. |
= 0 | Rond af op de dichtstbijzijnde 1 |
Voorbeeld # 1 - rond naar rechts
Om waarden rechts van de komma af te ronden, gebruikt u een positief getal voor cijfers:
=ROUND(A1,1) // Round to 1 decimal place =ROUND(A1,2) // Round to 2 decimal places =ROUND(A1,3) // Round to 3 decimal places =ROUND(A1,4) // Round to 4 decimal places
Voorbeeld # 2 - rond naar links
Om waarden links van de komma naar beneden af te ronden, gebruikt u nul of een negatief getal voor cijfers:
=ROUND(A1,0) // Round to nearest whole number =ROUND(A1,-1) // Round to nearest 10 =ROUND(A1,-2) // Round to nearest 100 =ROUND(A1,-3) // Round to nearest 1000 =ROUND(A1,-4) // Round to nearest 10000
Voorbeeld # 3 - nesten in ROUND
Andere bewerkingen en functies kunnen worden genest in de functie ROUND. Als u bijvoorbeeld het resultaat van A1 gedeeld door B1 naar beneden wilt afronden, kunt u in een formule als volgt RONDEN:
=ROUND(A1/B1,0) // round result to nearest integer
Elke formule die een numeriek resultaat retourneert, kan in de functie ROUND worden genest.
Afrondingsfuncties in Excel
- Gebruik de functie AFRONDEN om normaal af te ronden.
- Gebruik de functie MROUND om naar het dichtstbijzijnde veelvoud af te ronden.
- Gebruik de functie ROUNDDOWN om naar beneden af te ronden naar de dichtstbijzijnde opgegeven plaats.
- Gebruik de functie FLOOR om naar beneden af te ronden naar het dichtstbijzijnde gespecificeerde veelvoud.
- Gebruik de functie ROUNDUP om naar boven af te ronden naar de dichtstbijzijnde opgegeven plaats.
- Gebruik de functie CEILING om naar boven af te ronden op het dichtstbijzijnde gespecificeerde veelvoud.
- Gebruik de functie INT om naar beneden af te ronden en alleen een geheel getal te retourneren.
- Gebruik de functie TRUNC om decimalen af te kappen.
Opmerkingen
- Afronden werkt door getallen 1-4 naar beneden af te ronden en getallen 5-9 naar boven af te ronden.
- De functie AFRONDEN rondt getallen af tot een gespecificeerd nauwkeurigheidsniveau, bepaald door aantal_cijfers .
- Als een getal al is afgerond op het opgegeven aantal plaatsen, vindt er geen afronding plaats.