De methode intersection () retourneert een nieuwe set met elementen die gemeenschappelijk zijn voor alle sets.
Het snijpunt van twee of meer sets is de set elementen die alle sets gemeen hebben. Bijvoorbeeld:
A = (1, 2, 3, 4) B = (2, 3, 4, 9) C = (2, 4, 9 10) Dan, A∩B = B∩A = (2, 3, 4) A ∩C = C∩A = (2, 4) B∩C = C∩B = (2, 4, 9) A∩B∩C = (2, 4)

De syntaxis van intersection()
in Python is:
A. kruising (* other_sets)
intersection () Parameters
intersection()
staat een willekeurig aantal argumenten (sets) toe.
Opmerking: * maakt geen deel uit van de syntaxis. Het wordt gebruikt om aan te geven dat de methode een willekeurig aantal argumenten toestaat.
Retourwaarde van kruispunt ()
intersection()
methode retourneert het snijpunt van set A met alle sets (doorgegeven als argument).
Als het argument niet wordt doorgegeven aan intersection()
, retourneert het een ondiepe kopie van de set (A).
Voorbeeld 1: hoe werkt intersection ()?
A = (2, 3, 5, 4) B = (2, 5, 100) C = (2, 3, 8, 9, 10) print(B.intersection(A)) print(B.intersection(C)) print(A.intersection(C)) print(C.intersection(A, B))
Uitvoer
(2, 5) (2) (2, 3) (2)
Meer voorbeelden
A = (100, 7, 8) B = (200, 4, 5) C = (300, 2, 3) D = (100, 200, 300) print(A.intersection(D)) print(B.intersection(D)) print(C.intersection(D)) print(A.intersection(B, C, D))
Uitvoer
(100) (200) (300) set ()
U kunt het snijpunt van sets ook vinden met de operator &.
Voorbeeld 3: kruispunt instellen met de operator &
A = (100, 7, 8) B = (200, 4, 5) C = (300, 2, 3, 7) D = (100, 200, 300) print(A & C) print(A & D) print(A & C & D) print(A & B & C & D)
Uitvoer
(7) (100) set () set ()